Tegenwoordig draagt bijna niemand ze meer: hoeden. Waar mijn opa nooit zonder pet de deur uit ging, en op zijn bruiloft een hoge hoed droeg, kunnen wij ons in onze tijd haast alleen maar vergapen aan de hoedjesparade op Prinsjesdag. Bruiloften zijn de enige gelegenheden waar ik wel eens gevraagd wordt om een hoed te dragen, verder niet. Dat was in de 19e eeuw wel anders.
In de victoriaanse tijd (en daarvoor) droeg iedereen een hoofddeksel. Arm en rijk, mannen, vrouwen en kinderen. Een hoofddeksel had in de eerste plaats een nuttige functie, namelijk het warm houden van het hoofd en bescherming tegen de elementen. Zelfs in bed werd er een slaapmuts gedragen. Maar aan wat iemand droeg kon je ook zijn of haar stand aflezen, of het beroep.
Bij vrouwen speelde deugdzaamheid een grote rol; wat leidde tot bonnets met grote randen in de jaren 1830 en 1840, zodat zij alleen om zich heen kon kijken door haar nek te bewegen. Even gluren naar een leuke man vanuit je ooghoeken was er niet bij. Deze bonnet, of luifelhoed, hield de vrouw dus in het gareel. En omgekeerd was het voor mannen natuurlijk ook niet zo gemakkelijk om contact te maken, tenzij je als heer recht voor de dame in kwestie stond.
Tot ongeveer 1865 was het voor vrouwen vrij overzichtelijk: zij droeg een bonnet, en alleen tijdens het paardrijden een rijhoed. Mannen – van een zekere stand – droegen een hoed. Maar in de jaren 1870 begonnen vrouwen vaker een hoed te dragen, en werd het verschil tussen dameshoeden en bonnets kleiner.
Op het eerste gezicht zou je denken dat er duidelijke verschillen zijn: een bonnet omlijst het gezicht, wordt achterop het hoofd gedragen en vastgemaakt met een lint onder de kin. Een hoed bedekt met name de kroon van het hoofd, staat wat schuin naar het voorhoofd en behoeft geen linten om te blijven zitten. Maar zoals dit interessante artikel over beide hoofddeksels laat zien, is het verschil voor de moderne kijker soms moeilijk te ontdekken. Ik had zelf bijna alle voorbeelden fout!
Maar gelukkig had ik ook een beetje mazzel. In de jaren 1890 droegen jongedames – de doelgroep van het Magazine des Demoiselles – eigenlijk geen oubollige bonnets meer. De hoed was het teken van de emancipatie. Alleen oude vrouwen en weduwes droegen een bonnet; en op deze plaat heeft geen van de getekende jonge modellen een weduwenkapje op. Kortom: Alle hoofddeksels op mijn modeplaat, hoe verschillend ook, zijn hoeden. Pfieuw, dat scheelt.
Een veer in je hoed
Hoewel er op mijn modeplaat maar twee types hoeden staan, was de hoedenmode in de jaren 1890 heel divers. Verschillende materialen zoals stro, fluweel en eenvoudige stof werden gebruikt, maar ook uitbundige kleurencombinaties en aparte vormen. Vanaf 1894 werden dameshoeden ook hoger: De Britse modekenner C. W. Cunnington schreef hierover met zijn typisch Britse humor in 1937:
“The astonishing blend of colours and materials which decorated the hats served to draw attention to the increased height and to compel man to look up to woman with increased respect, or at least attention.”
Er was wel één grote overeenkomst tussen de hoeden van de jaren 1890: Het gebruik van natuurlijk materiaal in de vorm van takken en bloemen, van echte vogelveren en zelfs complete vogels. Dat is ook duidelijk terug te zien op de hoeden uit 1892. Een verschil met de jaren 1880 was wel, dat gebladerte een grotere plek kreeg toebedeeld dan veren of dode dieren. Een heel klein stapje vooruit, dus.
Dat deze hoeden bedoeld zijn voor de lente en zomer, is wel te zien aan de frisse kleuren en het uitbundige groen op de hoeden; winterhoeden bevatten vaak donkerdere tinten en meer gevogelte.
Bovenstaande hoeden zijn gemaakt van geverfd stro en hebben een bijzondere vorm. De kroon is plat en de ruim uitstekende rand aan de voorkant biedt het hoofd een soort afdakje. Dit hoedtype lijkt daarom me zeer praktisch tegen de zomerzon; hoeden met een brede rand werden aangeraden aan dames die hun complexie wilden beschermen in een tijd zonder zonnebrandcrème. Aan de achterkant van de hoed is de rand juist opstaand. Daardoor biedt hij ruimte voor zowel een hoog opgestoken kapsel als de nodige decoratie.
Hoed 1 is zwart of donkerbruin geverfd en wordt versierd met veren, mogelijk stuisvogelpluimen, die geverfd zijn in een oudroze kleur. Het bijpassende, waarschijnlijk zijden lint is in een omhoogstaande strik geknoopt. Hoed 2 heeft een beige kleur en is versierd met een uitbundig geel gevlochten lint met strikken. Verschillende roze bloemen met frisgroen gebladerte steken opvallend in de hoogte.
Het kapsel is bij beide modellen hetzelfde: Een gekrulde, volle pony op het voorhoofd en aan de achterkant opgestoken haren door middel van een vlecht, die net iets in de nek valt.
Ook de laatste drie hoeden zijn van eenzelfde type, namelijk de toque. De manier waarop de kleine hoofddeksels met een sierlijk lint onder de kin worden bevestigd, deed mij dus in eerste instantie denken dat het om bonnets ging. Maar jongedames uit 1892 zullen vast met één blik gezien hebben dat dit hippe hoeden waren, bedoeld om te dragen tijdens het afleggen van visites. Deze hoeden bedekken alleen de kruin, en een lint loopt vanaf de achterkant, achter de oren, tot onder de kin om te worden vastgemaakt.
Het is mij onduidelijk van welk materiaal hoed 3 is vervaardigd, maar het lijkt op een stevige stof. Hij is in ieder geval zwart geverfd en is versierd met roze-paarse bloemetjes (mogelijk seringen), groen gebladerte, en minstens twee bruingemêleerde veren, die waarschijnlijk afkomstig zijn van een argusfazant. De blauwe accenten zijn gemaakt van zijden lint, maar mogelijk ook met lichtblauw geverfde pluimen van een vogel.
Hoed 4 is ook zwartgeverfd, en de rand is afgezet met een rij kleine paarse bloemetjes. Deze rij wordt op de kroon nog eens herhaald, en vergezeld van beige linten en groene bladeren. Bovenop bespeur ik aan de rechterkant een klein knopje. Is het iets van een bloem of één van de minatuurvogeltjes op een pin die ook voor hoeddecoratie werden vervaardigd?
De laatste hoed is diepzwart, waardoor ik het vermoeden heb dat hij van het populaire fluweel is gemaakt. De rand is vanaf de achterkant afgewerkt met een rij gele bloemetjes, die doorlopen aan de voorkant tot bovenop de kruin, en zo een vol effect geven. Een opvallend detail zijn de uitstekende (en waarschijnlijk kwetsbare) roze bloemen, mogelijk dagkoekoeksbloemen. Het lint wordt bij deze hoed ter hoogte van de nek vastgeknoopt, wat elegant staat.
Wat me bij deze hoeden nog opviel, is dat ze ongetwijfeld ontzettend makkelijk af konden waaien. Ze zijn immer klein, licht en het lint loopt achter de oren. Zien jullie ze ook al gaan? De hoeden werden daarom aan het haar vastgemaakt met spelden. Eenvoudige spelden als je ze niet kon zien, maar mooie als je ze recht door je hoed stak. Toevallig heb ik er één van mijn oud-oudtante uit de jaren 1930, of eerder. Leuk hè?
Zeg maar dag tegen het vogeltje
Na al deze mooie hoedjes besproken te hebben, kan ik er natuurlijk niet omheen om ook even de levende wezens te bespreken, die massaal voor de hoeden werden gedood. Want de verenindustrie (en dus ook de vogeljacht) nam in de jaren 1880-1914 gigantische proporties aan. Zo werden er in Amerika in 1886 maar liefst 5 miljoen vogels gedood voor de hoedenindustrie. Verschillende soorten, waaronder de massaal voorkomende Amerikaanse zilverreiger, werden zo een bedreigd ras. Ook andere vogels wier veren geliefd waren, zoals de flamenco, de pauw of de rode lepelaar kwamen er niet goed vanaf. Een bedenkelijk compliment voor je mooie verenpak.
Maar dit treurige verhaal heeft ook een kleine lichtpuntje. Er was een groeiend protest tegen het gebruik van vogelveren, ook onder modieuze dames. En uit deze protestbeweging ontstonden onze eerste verenigingen voor dierenbescherming, zoals de oprichting van de Britse Vogelbescherming in 1889. Dierenwelzijn en het behoud van diersoorten kwam zo langzaam op de agenda van de westerse wereld te staan. Met de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog kreeg mode geen prioriteit meer; en daarna was de grootste rage voor vogels wel voorbij. Dat de dagelijkse hoed zelf ook geen 100 jaar meer mee zou gaan; dat had men toen vast niet kunnen denken.
Ik ga even thee zetten. Maar stiekem ben ik eens benieuwd: Zouden jullie het leuk vinden als een hoofddeksel weer een onderdeel van de dagelijkse outfit zou uitmaken?
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
C. W. Cunnington: English Women’s Clothing in the Nineteenth Century (1937, herdruk uit 1990).
Brenda Grantland: Hatatorium: An Essential Guide for Hat Collectors (2016).
Mimi Matthews: A Victorian Lady’s Guide to Fashion and Beauty (2018).
Cassidy Zachary: Murderous Millinery: A brief look at the fashion for feathered hats in the early 20th century. Op: TheArtOfDress.org (24 juni 2015).
Is it a hat? or maybe it’s a bonnet . . . ? op Living History Farms Blog (7 september 2015).
Plume Hunting op Wikipedia.org.
Voor onze tijd een beetje onvoorstelbaar dat mensen met een dood diertje wilden rondlopen. Gelukkig is die mode dezelfde weg opgegaan als uiteindelijk de jassen van echt bont.
Hoeden kunnen mooi en elegant zijn maar ik denk dat wij er niet genoeg geduld meer voor hebben: telkens een bij je kleding en seizoen passende hoed in je kast zoeken, voor het buitengaan aan de spiegel de hoed goed op je hoofd zetten, spelden erin steken of lint knopen … en dat misschien een aantal maal per dag…
Maar ze spreken wel tot de verbeelding. Mijn grootmoeder was “modiste” van opleiding maar heeft het beroep spijtig nooit uitgeoefend wegens getrouwd met een boer; de creativiteit bleef beperkt tot haar eigen hoofddeksels en hoeden waren alweer grotendeels uit de mode op het moment dat ikzelf nog maar op de wereld kwam piepen.
Zeer interessant en mooi artikel, dank je.
Eigenlijk niet onvoorstelbaar vrees ik, kijk bv. naar de leerindustrie, daarvoor worden ruim een miljard dieren per jaar gedood (en ook werkomstandigheden van veel werknemers lijken 19e eeuws helaas).
Ja, dat is inderdaad treurig. Ik kan me echter zelf niet voorstellen dat we ooit zouden teruggaan naar echte veren of dieren op een hoed. Al was het alleen maar – heel praktisch – vanwege de hygiëne. Maar het lijkt me hoe dan ook geen goed idee.
Bedankt voor je leuke reactie, Hilde! Bijzonder dat je oma ‘modiste’ was. Zulke beroepen sterven toch een beetje uit – er is in ieder geval veel minder vraag naar. Jammer dat ze er niet veel mee heeft kunnen doen.
Ik zat nog na te denken over je vaststelling dat wij tegenwoordig geen tijd hebben of nemen voor het dragen van een hoed. En mijn eerste gevoel is dat je gelijk hebt – ik sta zelf geen uren voor de spiegel. Maar als ik dan denk aan de vele moeite die veel dames in onze tijd doen voor hun uiterlijk (van kunstmatige wenkbrauwen, wimpers en nagels tot facelifts) dan vraag ik me toch af of mensen niet ook de tijd voor een hoed zouden nemen als de heersende mode daarom zou vragen. Stiekem zou ik zelf de terugkomst van de hoed wel wat vinden – maar één outfit per dag vind ik wel genoeg. 😉
Wat een prachtige platen en interessant artikel. Op zich zou ik best een hoofddeksel willen dragen. Tijdens de wintermaanden draag ik weleens een baret en in de zomermaanden een strohoedje. Toch vind ik het altijd wel “spannend” omdat je het niet veel in het straatbeeld ziet.
Wat leuk dat jij wel eens een strohoedje draagt in de zomer. Die vind ik op oude afbeeldingen altijd zo elegant. Misschien ben je een trendsetter? (Ik hoop het!) 🙂
Mooi artikel. Ik zou het eigenlijk best wel leuk vinden als de hoed weer wat meer gedragen werd (zonder vogels natuurlijk).
Inderdaad, miljoenen en miljoenen vogels gingen eraan wat ook in Nederland veel protest opleverde waardoor uiteindelijk ook onze Vogelbescherming ontstond.
Erg bijzonder dat je nog een hoedenspeld uit je familie hebt! Wist je trouwens dat er over de hoedenspeld ook heel wat te doen is geweest? Er werd eens een boete uitgedeeld of een schadevergoeding betaald vanwege de hoedenspeld, een haatgedicht geschreven, een luchtballon per ongeluk lek geprikt, mensen bedreigd of geeerd met een hoedenspeld. En er werden ook heel wat schrammen uitgedeeld door de scherp uitstekende punt van zo’n lange speld, bijvoorbeeld door het afwaaien van een hoed. Ook liepen mensen in het dagelijks verkeer, bv. in het openbaar vervoer of in een drukke winkelstraat enig gevaar gewond te raken door uitstekende spelden. Begin 20e eeuw mocht men hier ook de tram niet meer in met een onbeschermde hoedenpen en konden dames voor een paar cent bij de conducteur een hoedependopje kopen. Grappig toch, maar misschien wist je dit allemaal al. Complimenten voor je site en leuk artikel!
Hallo EC, bedankt voor je leuke en uitgebreide reactie! Wat interessant dat de hoedenspeld een heel verhaal met zich meebrengt, daar wist ik helemaal niets vanaf. Van gemene prikken tot gevaar in het OV – werkelijk heel boeiend om te lezen! Ik ga eens kijken of ik online zo’n hoedendopje kan vinden; ze zullen wel veel zijn weggegooid.
Ik vind het een erg leuk artikel. Ik zou het wel heel erg leuk vinden als de hoed weer een dagelijkse mode artikel gaat worden. Maar dan wel met hoedenspeld want anders waaien ze weg. Oh en zonder veren graag!
Ja, ik zou de hoed ook wel weer meer in het straatbeeld willen zien, en zelf willen dragen. Maar dan wel met nepbloemen en misschien een nepveer. We kunnen tegenwoordig zo veel dingen namaken, dat echt dierlijk materiaal gelukkig niet meer hoeft. Sommige dingen kunnen maar beter in het verleden blijven…
Leuk artikel! Mooie prenten heb je ook kunnen vinden zeg! Zelf zou ik er niet aan moeten denken om een dier op mijn hoed te dragen of om in bontjassen te lopen, maar het ziet er wel mooi en elegant uit. Die bloemen zijn meer mijn ding. Zelf heb ik een leuke, witte hoed voor in de zomer met een blauwe strik eromheen, maar dat lijkt niet echt op wat ik hier op de prenten zie. Ik denk dat dit niet snel meer mode meer wordt! Wel zou ik het leuk vinden als mensen vaker een hoed gingen dragen, dat hoort niet echt meer bij het hedendaagse modebeeld. Maar je zou het best leuk combineren bij diverse outfits!
Dank je wel! Je maakt me een beetje nieuwsgierig naar jouw moderne zomerhoed met blauwe strik. Het klinkt heel elegant! Misschien moet ik ook eens gaan kijken voor deze zomer. Een strik of iets met een bloem heeft toch wel mijn voorkeur.
Wat een leuk onderwerp om over na te denken. Complimenten voor het mooie en uitgebreide artikel! Ik heb de prachtige hoeden met plezier bekeken. Stiekem vind ik zo’n hoed (zeker op een mooi kapsel) er schitterend uitzien. Ik dacht zelf altijd niet van de hoeden te zijn, maar sinds ik vorige zomer een zomerhoed kocht in Venetië, ben ik toch wel een beetje om. Ik houd wel van die grote zomerhoeden en ook baretjes vind ik vaak mooi staan. Het enige leed dat bij hoeden komt kijken, is dat ik er regelmatig nogal statisch haar van krijg. En zo’n mooi kapsel als deze vrouwen kan ik mezelf helaas niet aanmeten 😉
Het ziet er inderdaad schitterend uit maar bedenk wel dat die vogels ed. op de hoeden behandeld werden met nogal wat chemicalien.
En niet te veel getreurd over het kapsel hoor, in die tijd droegen de dames (en heren) heel vaak haarstukken (chignons).
Dank je wel voor je aardige woorden, Romy! Misschien kun je ooit eens op je blog een hoedenparade doen? 🙂 Ik vind het altijd moeilijk om de juiste maat hoed te vinden. En ook, zoals je zegt, een passend kapsel erbij te maken. Statisch haar is inderdaad irritant. Ik denk dat victoriaanse vrouwen daar niet zo’n last van hadden, omdat zij hun hoed – ook bij visites – niet vaak afzetten. Dus als je hem toch ophoudt, blijft je kapsel in model. Maar tegenwoordig zou dat toch een beetje gek zijn, bij je familie op de koffie. 😉