Vandaag heb ik een afspraak bij de tandarts. Ik ben ongetwijfeld niet de enige die een beetje opziet tegen dit soort afspraken. Op zulke momenten prijs ik mezelf maar gelukkig dat de tandheelkunde haar inner victorian al lang achter zich heeft gelaten. Want in de victoriaanse tijd naar de tandarts gaan was echt geen pretje.
Eigenlijk gingen mensen in de 19e eeuw niet ‘naar de tandarts’. Ze gingen naar de smid, de barbier of de apotheker in de hoop dat die ze van hun tandpijn af kon helpen. Deze lieden deden wat tandheelkundig geknutsel naast hun normale beroep. Tot ver in de victoriaanse tijd was de enige remedie tegen tandpijn: trekken.
Het zal je verbazen, maar van bovengenoemde personen zou ik denk ik het liefst naar de smid zijn gegaan. Bij de smid wist je tenminste zeker dat hij voldoende kracht had om een tand of kies te trekken, en als je mazzel had, had hij net zijn tang nog in het vuur gestoken, zodat het gereedschap (onbewust) enigszins gedesinfecteerd was. Bij een apotheker kon je wellicht ook nog hopen op schone spullen én enige kennis van verdoven. En de barbier… was wellicht alleen een goede optie als je je behandeling wilde combineren met een nieuw kapsel.
Tandproblemen kwamen veel voor in de victoriaanse tijd, onder alle lagen van de bevolking. Zelfs koningin Victoria, die naar verluidt een hekel had aan de tandheelkunde van haar tijd, moest op latere leeftijd geloven aan een kunstgebit.
Ook op jongere leeftijd kwamen al veel tandproblemen voor. In het magazine voor meisjes The Girl’s Own Paper – bedoeld voor vijftien á zestienjarigen – wordt al advies gegeven over valse tanden en kunstgebitten:
“It is of great importance to keep false teeth scrupulously clean, and it is the lack of this precaution which is the cause of most of the troubles due to false teeth. […] You should never sleep with your false teeth in your mouth. We have lately heard of a lady who was suffocated from her false teeth having slipped out of place during sleep. False teeth should be taken out every evening and placed in water, or, better still, solution of boracic acid, through the night. They should be carefully cleaned every night. Some people leave their false teeth in their mouths for weeks at a time. Particles of food get between the false palate and the roof of the mouth, decompose, and cause very many unpleasant, and sometimes serious results.” (The Girl’s Own Paper, oktober 1898)
Stikken in je valse tanden? Stinken naar rottend kunstgebit? Ook het oplossen van gebitsproblemen was blijkbaar bepaald geen feestje. Plotseling wordt het niet ondenkbaar dat je uit ellende verslaafd zou kunnen raken aan de verdoving. Bovengenoemd tijdschrift raadt namelijk aan om cocaïne te gebruiken als verdovingsmiddel. Dit werd dan in vloeibare vorm in de kaak gespoten. Ik moet zeggen dat ik het geheel niet bijzonder benijdenswaardig vind.
Kunstgebitten waren overigens niet goedkoop en dus vooral beschikbaar voor mensen uit de gegoede klasse. Ze werden onder andere gemaakt van hout, porselein en ivoor, of van mensentanden. Soms lieten arme mensen voor geld hun tanden trekken en soms kwamen de tanden van overledenen. Zo werden gevallen soldaten na de slag bij Waterloo niet alleen geplunderd om hun waardevolle eigendommen, maar ook om hun tanden. De bloedige veldslag had dus als bijwerking dat de markt overspoeld werd met ‘bruikbare’ tanden. Zo kon ook de middenklasse zich in een bepaalde periode valse tanden veroorloven, hoewel dit niet zonder infectiegevaar was.
Halverwege de 19e eeuw werd het gebruik van mensentanden minder populair. Tanden van overledenen mochten niet meer zomaar worden gebruikt en bovendien waren er andere materialen beschikbaar.
Ook werd de tandartsboor uitgevonden. Zo hoefde niet de hele tand verwijderd te worden, maar alleen het rottende stuk. Oh jolly. De boor moest worden aangedreven met een voetpedaal, waardoor het erg belangrijk was dat de tandarts een vast ritme hield. Als je wilt weten hoe dat in zijn werk gaat, kijk dan eens naar aflevering vier van Victorian Pharmacy (BBC). Daar zie je stagair Tom met groot enthousiasme los gaan op zo’n boor en een proefgebit. Ik geloof niet dat ik me vrijwillig aan zou melden.
Een reden waarom gebitsproblemen toenamen in de victoriaanse tijd, was het gebruik van suiker. De victorianen hielden van zoetigheid. Hoe hielden de mensen dan hun tanden schoon? Een inkijkje in het victoriaanse schoonheidritueel:
– Een advies uit The Girl’s Own Paper was om ’s morgens en ’s avonds je tanden te poetsen. Daarin verschilden ze dus niet zoveel van ons. Bij gebruik van valse tanden was het advies: driemaaldaags schoonmaken.
– De tandenborstel was al uitgevonden in 1780 maar was wel prijzig. Daarom werd de tandenborstel nog wel eens in het gezin gedeeld. Ongetwijfeld bleven ook infecties zo gezellig in de familie. Bij gebrek aan een tandenborstel werden takjes of de vingers gebruikt.
– Bij wijze van ‘tandpoetsmiddel’ werden houtskool, zout en bicarbonate soda maar ook roet en steengruis geprobeerd. De meeste mensen maakten thuis zelf hun poetsmiddel, maar later in de eeuw boden apothekers ook kant-en-klare middeltjes aan. Hoewel zout waarschijnlijk niet eens een slechte optie was, ben ik zelf toch wel blij dat inmiddels de tandpasta met mintsmaak is uitgevonden.
Goh, ik voel me opeens wat minder zenuwachtig over mijn aanstaande tandartsbezoek. Vergeleken met bovenstaande ellende valt het vast reuze mee.
En voor die tijd neem ik nog lekker een kopje kalmerende kamillethee.
Voor dit blog heb ik geciteerd uit:
The Girl’s Own Paper, oktober 1898. Beschikbaar gesteld door het Gutenberg-project.
Leuke blog! Ben blij dat het tegenwoordig anders gaat. Wist je trouwens dat de Victoriaanse schrijver Robert Louis Stevenson ook een (houten) kunstgebit had?
Dankjewel, Saskia! Nee, dat wist ik niet, ik zal hem eens opzoeken.