Sommige mensen kunnen alles. Een van die mensen was William Morris, een belangrijke kunstenaar die leefde tussen 1834 en 1896. Hij was schilder, dichter, schrijver van romans, ontwerper, geëngageerd socialist, uitgever, en vakman in allerlei moeilijke technieken binnen de toegepaste kunst. Dat is nog eens een visitekaartje. Wij kennen William Morris vooral van zijn prachtige behangmotieven en stoffen. Maar hij had ook een filosofische kant. Vandaag deel ik zijn mooiste quotes.
Je zou er toch jaloers op worden? Met zo veel talenten – eventjes de Ilias van Homerus vertalen en ondertussen een tapijt weven of een ander ontwerp tekenen – was de onvermoeibare Morris altijd bezig met de meest prachtige kunst. Als iemand van ons al over één van deze vaardigheden zou beschikken zoals hij, dan had diegene er al beroemd mee kunnen worden.
Het mooie is ook, dat Morris een duidelijk beeld had, waartoe al zijn kunst diende: Ze stond in dienst van de hele samenleving – niet alleen voor de rijke mensen. Bovendien moest zijn kunst de wereld leefbaarder maken. Door bijvoorbeeld de vakman weer te respecteren om zijn eigen vakkennis en kunde. Of door de huizen simpeler en behaaglijker te maken.
“Have nothing in your houses that you do not know to be useful or believe to be beautiful.” (1880)
Morris keerde zich af van de mechanisering van zijn wereld, en wilde weer terug naar een vroegere, simpele tijd, waarin de vakman voldoening kon halen uit zijn eerbare werk, om naderhand naar een vredig en mooi huis terug te kunnen keren. Een utopie, misschien, maar zeker met goede bedoelingen.
“Simplicity of life, even the barest, is not a misery, but the very foundation of refinement.” (1880)
“The past is not dead, but is living in us, and will be alive in the future which we are now helping to make.” (1893)
“I do not want art for a few, any more than education for a few, or freedom for a few.” (1877)
“No man is good enough to be another man’s master.”
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Morris in de latere jaren van zijn leven socialist werd, al bleek het voor hem moeilijk om zijn idealen in de praktijk te brengen. Met de hand gemaakte, vakkundig ontworpen voorwerpen waren nu eenmaal onbetaalbaar voor diezelfde vakman. En de ontwerper-kunstenaar zelf kon er goed van leven. Zo sprak de behangontwerper:
“Whatever you have in your rooms, think first of the walls; for they are that which makes your house and home.” (1882)
Dat idee was natuurlijk wel bijzonder goed voor zijn zaken.
Hoewel je denigrerend zou kunnen zeggen dat Morris een salonsocialist was, had hij denk ik zeer goede bedoelingen met zijn idealen. Zo wilde hij voor iedereen een fijne plek om te wonen, met veel groen. In de jaren 1870 ontstond het idee voor ‘tuinsteden’, waar gewone mensen in een groene omgeving zouden kunnen wonen. Tegenwicht tegen de almaar groeiende industrialisatie, dus. In 1874 schreef Morris over dat idee aan een vriendin:
“But look, suppose people lived in little communities among gardens and green fields so that you could be in the country in 5 minutes walk and had few wants; almost no furniture for instance and no servants and studied (the difficult) arts of enjoying life and finding out what they really wanted; then I think one might hope civilisation had really begun.” (1874)
Een moderne gedachte, waarop in de 20e eeuw vooruitgebouwd zou worden. En ook nu wordt er weer gepleit voor meer groen in stad voor een gelukkiger leven. Een mooi voorbeeld van hoe 19e-eeuwse ideeën ook nu nog hun weerslag kunnen hebben.
Ook ik ga weer even op mijn groene balkonnetje zitten. Met een kopje verse muntthee.
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
Michael Parry: Morris & Co. A Revolution in Decoration (2011).
National Portrait Gallery London: Willam Morris – Words & Wisdom (2014).
William Morris on Wikiquote.
Het eerste wat er in mij op kwam, zou die man nooit moe zijn geworden van zijn eigen werklust en talenten. Ik kan me voorstellen als je zoveel creatieve en filosofische ideeën hebt dat je ze ook graag wilt uitwerken en laten zien. De druk lijkt me enorm hierdoor. Maar misschien was hij een natuurtalent en ging het allemaal als vanzelf.
Indrukwekkend dat is hij zeker.
Ik kan me voorstellen, dat je dat dacht! Hij was inderdaad enorm druk, en de manier waarop hij een nieuw project oppakte zou je met een modern woord wel eens als manie kunnen betitelen. Toch genoot hij er erg van, want hij hield niet van stilzitten. Soms deed hij een tijdje niets meer met één vorm van kunst, omdat hij met iets anders bezig was, maar meestal kwam hij er wel weer op terug en was met verschillende projecten tegelijkertijd bezig.
Toen Morris in 1896 op 62-jarige leeftijd stief, zei zijn dokter: “He died of being William Morris” – daarmee bedoelende dat Morris bovenmenselijk veel werkte. Dat wil wel wat zeggen over hoe zijn tijdgenoten zijn werklust zagen! Toch is Morris niet op een voor die tijd abnormale leeftijd overleden, en zijn er meerdere bekende victorianen waarvan men zegt dat hun enorme workload hun gezondheid op een fatale manier ondermijnd heeft (Charles Dickens, 58 en Prins Albert, 42).
Hoe dan ook blijft Morris een bijzondere man!
Waarschijnlijk zijn er nu nog wel mensen met veel werklust maar daar hoor je nu niet veel over. Het is natuurlijk ook wel de aard van het beestje en dat is niet iedereen gegeven.
Een interessant verhaal. De 19e eeuw gaat iig voor mij steeds meer leven. Dank daarvoor.
Wat mooi dat zijn quotes eigenlijk heel goed aansluiten op hoe er tegenwoordig ook weer meer wordt gedacht, zeker nu er veel aandacht is voor meer duurzaam en minimalistisch leven. William Morris klinkt in ieder geval als een wijs man.