Net als vele anderen zat ik afgelopen maandag met verbijstering naar de televisie te staren. De fantastische gotische kathedraal Notre-Dame van Parijs uit de 12e eeuw stond in lichterlaaie. Een groot deel van ons werelderfgoed ging voor onze ogen in vlammen op. Inmiddels wordt de schade geïnventariseerd, en wordt er gesproken over heropbouw. Gelukkig maar. Eerdere grote restauratiewerkzaamheden vonden plaats in de 19e eeuw, toen de grote kathedraal er eveneens rampzalig bijstond.
De Notre-Dame, zoals velen haar de afgelopen decennia bezocht en bewonderd hebben, dankt haar 20e-eeuwse bestaan aan twee belangrijke zaken: de beroemde roman Notre-Dame de Paris van Victor Hugo, die na het verschijnen in 1831 viral ging, en de Fransen gevoelig maakte voor dit stukje nationale trots, en de algemene Europese trend in de 19e eeuw om terug te kijken naar de Middeleeuwen. Met een romantisch (en een – eerlijk is eerlijk – groeiend nationalistisch) gevoel keek men met nostalgie terug naar de tijd van dappere ridders en schone jonkvrouwen.
Deze belangstelling voor de Middeleeuwen zien we terug in de mode, kunst, architectuur en literatuur van de 19e eeuw. Denk bijvoorbeeld aan de pagode-mouwen van japons uit de jaren 1850, de ontwerpen van William Morris, Kasteel De Haar in Haarzuilens, en de roman Ivanhoe van Walter Scott uit 1819. De Mediëvistiek – de geschiedkunde en letterkunde van de Middeleeuwen – ontstond in deze periode, doordat wetenschappers het voortaan de moeite waard vonden om eens te kijken wat er bijvoorbeeld in al die stoffige oude handschiften stond. Het bleken prachtige verhalen te zijn, die door 19e-eeuwse literatuurwetenschappers in gedrukte vorm werden uitgebracht.
Ongetwijfeld sprak de Notre-Dame van Parijs, gebouwd in de 12e en 13e eeuw, ook deze romantische verbeelding aan. Napoleon kroonde zichzelf in 1804 tot keizer in de grandioze kerk; maar moest wel draperieën aan de wanden gebruiken om de vervallen staat van het gebouw te verhullen. En Victor Hugo’s Notre-Dame de Paris was naast een mooi verhaal ook een pleidooi voor het behoud van middeleeuwse kunst, zoals de mooie glas-in-loodramen, waarvan er in de vroege 19e eeuw enkele vervangen werden door simpel glas om meer licht binnen te laten. Zonde, vond de schrijver.
Een kathedraal opnieuw opbouwen
Een prachtig monument na een verwoestende brand opnieuw opbouwen, dat is natuurlijk een vreselijke klus. Maar het is niet de eerste keer dat de Notre-Dame grondig gerenoveerd moest worden. Grote herstelwerkzaamheden waren onder andere nodig na de Franse Revolutie. De kathedraal zoals wij die tot vorige week kenden, heeft er dus in haar lange geschiedenis niet altijd precies zó uitgezien.
Tijdens de Franse Revulotie werd een groot deel van de Notre-Dame vernield en geplunderd. En hoewel Napoleon dus besloot om juist hier zijn keizerkroning in 1804 en zijn bruiloft in 1810 te houden, was het gebouw er zo slecht aan toe dat men het enkele decennia later het liefste wilde slopen.
Gelukkig besloot koning Louis Philippe in 1843 echter dat de kathedraal toch opgeknapt moest worden. Hij schreef een wedstrijd voor architecten uit, die met hun ideeën op de proppen mochten komen. De winnaars werden Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879) en Jean-Baptiste-Antoine Lassus (1807-1857). Zij werkten onder andere aan de façade met het aanbrengen van nieuwe sculpturen (waaronder de beroemde waterspuwers), ze vervingen het altaar en het hoogkoor, en voegden een nieuwe grotere vieringtoren toe op de plek waar tot 1786 ook een spits had gestaan (en die nu is afgebrand). Tevens brachten ze op verschillende plekken nieuw glaswerk aan. Het orgel met meer dan 8000 pijpen werd gebouwd door Aristide Cavaillé-Coll, en werd in 1868 in gebruik genomen. Het is dus wel duidelijk dat er in de 19e eeuw een hoop aan de kathedraal is toegevoegd.
Hoewel er al waterspuwers op de middeleeuwse Notre-Dame zaten, zijn de inmiddels beroemdste sculpturen op de façade van Viollet-le-Ducs hand. De bekendste is Le Stryge, die peinzend over de stad uitkijkt.
Een gevoelige snaar
Over smaak valt niet te twisten, en nu er opnieuw uitgebreid gerestaureerd moet worden, zijn de eerste vragen al gerezen. Want wat is de moeite waard om herbouwd te worden? In de 19e eeuw koos men er bijvoorbeeld voor om enkele toevoegingen uit de tijd van Louis XIV te verwijderen. Men wilde ongetwijfeld terug naar het middeleeuwse origineel – voor zover je dat überhaupt kunt realiseren. Maar zoals de Franse schrijver en hoofd van de restauratiecommissie, Prosper Mérimée (1803-1870) al zei:
“In such a project, one cannot act with too much prudence or discretion […]. A restoration may be more disastrous for a monument than the ravages of centuries.”
Nu staan we dus weer voor dezelfde klus. In een artikel van de NOS sprak kunsthistorica Sanne Frequin zich uit tegen het ‘Disneyficeren’ van de kathedraal:
“Ik hoop dat het neerkomt op reconstrueren en niet op Disneyficeren, zoals in de 19e eeuw gebeurde toen architect Eugène Viollet-le-Duc de kathedraal restaureerde. Hij heeft veel elementen toegevoegd, waaronder de waterspuwers en de vieringtoren.”
Niet Disneyficeren, daar ben ik het natuurlijk mee eens – het leven is geen tekenfilm. Maar om juist de 19e-eeuwse toevoegingen als ‘Disney’ te bestempelen, is naast historisch onjuist ook een miskenning van een belangrijk deel van onze Europese (kunst)geschiedenis. Zonder de 19e eeuwse belangstelling voor de Middeleeuwen had de Notre-Dame er niet eens meer gestaan. Zonder de 19e-eeuwse inzet geen herstel en opbouw van kunstwerken zoals onder andere de Dom van Keulen en de Basiliek van Saint-Denis.
Dat wij sommige elementen niet meer kunstzinnig vinden, wil niet zeggen dat ze niet de moeite waard zijn. Smaken zijn veranderd; maar betekent dat, dat kunstwerken van meer dan 150 jaar oud niet belangrijk genoeg zijn om gereconstrueerd te worden? De wederopbouw van de Notre-Dame in de 19e eeuw is onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van deze prachtige kathedraal.
Het onderwaarderen van 19e-eeuwse (neo-gotische) kunst is iets wat bij mij een gevoelige snaar raakt. Als mediëvist kan ik zeggen dat het juist de geromantiseerde kastelen en Robin Hood-verhalen waren, die me als kind verliefd lieten worden op de Middeleeuwen. Om er natuurlijk tijdens mijn studie achter te komen wat Middeleeuws feit en 19e-eeuwse reconstructie was, en om deze te leren interpreteren.
Het herontdekken van historische kunststromingen is een integraal onderdeel van 19e-eeuwse kunst. Je kunt dat niet afdoen als zuivere na-aperij. Wat mij betreft hebben de 19e-eeuwse kunstenaars prachtige, opzichzelfstaande werken neergezet, geïnspireerd door hun ideaalbeeld. Nu dat in onze tijd wat minder in de smaak valt, zijn de kunstwerken dan opeens minder waard?
In het verleden is meerdere keren het besluit genomen om originele 19e-eeuwse werken af te breken ten faveure van bijvoorbeeld reconstructies van 17e-eeuws werk. Een historisch origineel vervangen door een reconstructie van een ‘mooier’ verleden – ik vind het geen goed idee. Ook de suggestie in een NOS-bericht van gisteren dat de vieringtoren mogelijk in moderne vorm, of mogelijk zelfs helemaal niet meer terugkeert op de Notre-Dame, omdat hij toch maar uit de 19e eeuw stamt, getuigt wat mij betreft van weinig gevoel voor historische waarde. Het wordt tijd dat kunstwerken uit de 19e eeuw niet meer automatisch worden onderschat.
Reconstrueren is moeilijk, zoals dé autoriteit op het gebied van kunst in de 19e eeuw, John Ruskin (1819-1900), schreef:
“Neither by the public, nor by those who have the care of public monuments, is the true meaning of the word restoration understood. It means the most total destruction which a building can suffer: a destruction out of which no remnants can be gathered; a destruction accompanied with false description of the thing destroyed. Do not let us deceive ourselves in this important matter; it is impossible, as impossible as to raise the dead, to restore anything that has ever been great or beautiful in architecture. […] And as for direct and simple copying, it is palpably impossible. […] [Restoration] is a Lie from beginning to end.”
Helaas valt er in de door brand beschadigde Notre-Dame weinig te vervangen, maar vooral opnieuw op te bouwen. Ik hoop dat dit gepaard mag gaan met aandacht voor de hele kunstgeschiedenis van de kathedraal, om daarna een nieuwe fase in te gaan. En dat ze er nog vele eeuwen mag staan.
Tijd voor een kopje sterke thee.
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
John Ruskin: The Seven Lamps of Architecture: Lectures on Architecture and Painting – The Study of Architecture. Via: Gutenberg.org.
Dit raam lijkt heel (‘Een wonder!’), wat is er over van andere schatten Notre-Dame? Op: NOS.nl (16 april 2019).
Architecten mogen voorstel doen voor spits van Notre-Dame. Op: NOS.nl (17 april 2019).
Notre-Dame de Paris op Wikipedia.org.
The Hunchback of Notre-Dame op Wikipedia.org.
Eugène Viollet-le-Duc op Wikipedia.org.
The Gargoyles and the Stryge op Musees-rouen-normandie.fr.
Ik was maandag ook echt vol verbijstering wat ik zag gebeuren met de Notre Dame. Mooi artikel om te lezen over deze bijzondere kerk.
Dank alweer voor dit mooie artikel.
Heel mooi geschreven!
Dankje!
Heel graag gedaan, Hilde.