Morgen, op 9 juni 2020, is het precies 150 jaar geleden dat Charles Dickens overleed – de beroemdste schrijver uit de Victoriaanse tijd. Vorig jaar bracht ik voor deze gelegenheid al een kookboek uit – want de beste man hield niet alleen van gezellige dinertjes, maar schreef ook ontzettend veel over eten. Hieronder belicht ik drie scènes uit zijn romans, waarin de maaltijd een interessante rol speelt. En ik doe een leuke aankondiging…
Als geschiedenis ons iets leert, is het dat mensen niet veranderen. En één ding wat al eeuwenlang hetzelfde is, is dat mensen zichzelf en anderen identificeren via eten. Wie kreeg er bij het kampvuur het grootste stuk vlees? Wie zat aan de Middeleeuwse tafel aan de zijde met de lekkerste hapjes? En wie is er #vegan en dus een zelfbewuste moderne burger op onze noodlijdende planeet? Je denkt er misschien niet zo veel over na: maar via je eetgewoontes vertel je een boel over jezelf.
Charles Dickens zag dat er in zijn tijd grote verschillen waren in de voedselverdeling in zijn land. Arme mensen hadden de grootste moeite om niet met honger in slaap te vallen, terwijl de middenklasse en de elite hun best deden om zo weelderig mogelijk te dineren. Deze ongelijkheid ging hem zeer aan het hart – niet in de minste plaats, omdat hij zelf als jongen ook honger en armoede had gekend.
En zo gaf Dickens maaltijden en etenswaren regelmatig een belangrijke plek in zijn romans. Vooral als hij wilde vertellen wat voor persoon iemand was, haalde hij maar wat graag etenswaren tevoorschijn.
De stoofpot in de herberg uit The Old Curiosity Shop
The Old Curiosity Shop is het verhaal van Nelly, een jong meisje dat samen met haar dementerende grootvader op de vlucht is voor slechteriken. Op een avond komen ze na een lange wandeling door de stromende regen in een herberg terecht. De herbergier is een beetje een vreemde, maar joviale kerel, en is de stoofpot voor de avond aan het voorbereiden.
“A mighty fire was blazing on the hearth and roaring up the wide chimney with a cheerful sound, which a large iron cauldron, bubbling and simmering in the heat, lent its pleasant aid to swell. There was a deep red ruddy blush upon the room, and when the landlord stirred the fire, sending the flames skipping and leaping up—when he took off the lid of the iron pot and there rushed out a savoury smell, while the bubbling sound grew deeper and more rich, and an unctuous steam came floating out, hanging in a delicious mist above their heads—when he did this, Mr Codlin’s heart was touched. He sat down in the chimney-corner and smiled. […]
‘It’s a stew of tripe,’ said the landlord smacking his lips, ‘and cow-heel,’ smacking them again, ‘and bacon,’ smacking them once more, ‘and steak,’ smacking them for the fourth time, ‘and peas, cauliflowers, new potatoes, and sparrow-grass, all working up together in one delicious gravy.’ Having come to the climax, he smacked his lips a great many times, and taking a long hearty sniff of the fragrance that was hovering about, put on the cover again with the air of one whose toils on earth were over.”
Op die stoofpot moeten we ons echt verheugen, dus! Maar wat zit er allemaal in? Pens, runderhiel, spek en biefstuk – die horen toch niet bij elkaar? De stukken vlees zijn allemaal van verschillende kwaliteit. Een luxe biefstukje wil je snel bakken, terwijl ander vlees misschien wel uren moet stoven. Het is een ratjetoe, maar het ruikt wel heerlijk!
Een merkwaardig maal, dus, in deze herberg. Maar de oplettende lezer zal zien, dat de bezoekers in de herberg net zo’n vreemd samenraapsel zijn als de stew die hen wordt voorgezet. Een man met vier honden die kunstjes kunnen doen, een kermisklant met een reus als attractie en een vrouw zonder ledematen, een kaartspeler, twee poppenkastspelers, en natuurlijk een 14-jarig meisje met haar oude opa. Een verzameling mensen van verschillend allooi – maar de sfeer in de herberg is wel goedmoedig.
Dickens hield van de excentrieke wereld van het theater en de kermis, terwijl deze mensen in de Victoriaanse samenleving niet bepaald hoog in aanzien stonden. Dickens laat met deze scène zien dat een zooitje ongeregeld beter gezelschap is, dan dat je misschien uit vooringenomenheid zou kunnen denken.
Een respectabele façade in Nicholas Nickleby
In de Victoriaanse tijd vond men dinertjes geven belangrijk. Een goed georganiseerd diner was een statussymbool, of het nu in de familiekring of voor vrienden gegeven werd. De meeste formele diners waren gemengd, met als het even kon een gelijk aantal deelnemende mannen en vrouwen. Er bestonden ook exclusieve herendiners, die vaak in een bachelor-logement of op de club werden gegeven.
In The Life and Adventures of Nicholas Nickleby geeft Ralph Nickleby, de slechterik van het stuk, in zijn woning een diner voor zijn zakenpartners – allen mannen natuurlijk. Hij vraagt zijn 17-jarige nichtje Kate om hierbij voor gastvrouw te spelen. Dat klinkt in onze ogen misschien niet zo heel gek, maar bij de Victoriaanse lezer zouden er meteen alarmbellen zijn afgegaan. Volgens de heersende moraal hadden respectabele vrouwen niets met de schimmige zakenwereld te maken, en zeker voor een jonge, ongetrouwde vrouw was de aanwezigheid bij een all men-diner zeer ongepast.
Kate voelt zich ongemakkelijk bij het verzoek van haar oom, maar omdat zij en haar moeder en broer financieel afhankelijk hem zijn, gaat ze toch. Ze zou tenslotte toch mogen verwachten dat ze in ieder geval onder de bescherming van haar oom staat. Wat echter ze niet weet, is dat ze als lokaas wordt gebruikt, met de bedoeling om een rijke lord te strikken voor een investering in Ralphs zaken.
Kate wordt vlak voor aanvang van het diner naar binnen geleid door haar oom, in een kamer met zeven andere mannen. Deze beginnen meteen ‘grappige’ opmerkingen te maken, waaruit blijkt dat ze Ralph eigenlijk niet respecteren, en Kate vooral als een mooi poppetje zien. Een overduidelijk benauwende situatie, zeker voor een meisje van zeventien.
“The dinner was as remarkable for the splendour and completeness of its appointments as the mansion itself, and the company were remarkable for doing it ample justice […].
All this while, Kate had sat as silently as she could, scarcely daring to raise her eyes, lest they should encounter the admiring gaze of Lord Frederick Verisopht, or, what was still more embarrassing, the bold looks of his friend Sir Mulberry. The latter gentleman was obliging enough to direct general attention towards her.
‘Here is Miss Nickleby,’ observed Sir Mulberry, ‘wondering why the deuce somebody doesn’t make love to her.’
‘No, indeed,’ said Kate, looking hastily up, ‘I—’ and then she stopped, feeling it would have been better to have said nothing at all.
‘I’ll hold any man fifty pounds,’ said Sir Mulberry, ‘that Miss Nickleby can’t look in my face, and tell me she wasn’t thinking so.’
‘Done!’ cried the noble gull. ‘Within ten minutes.’
‘Done!’ responded Sir Mulberry. The money was produced on both sides, and the Honourable Mr. Snobb was elected to the double office of stake-holder and time-keeper.
‘Pray,’ said Kate, in great confusion, while these preliminaries were in course of completion. ‘Pray do not make me the subject of any bets. Uncle, I cannot really—’
‘Why not, my dear?’ replied Ralph, in whose grating voice, however, there was an unusual huskiness, as though he spoke unwillingly, and would rather that the proposition had not been broached. ‘It is done in a moment; there is nothing in it. If the gentlemen insist on it—’
‘I don’t insist on it,’ said Sir Mulberry, with a loud laugh. […] ‘I don’t care if I do lose,’ […]; ‘for one tolerable look at Miss Nickleby’s eyes is worth double the money.’ […]The poor girl, who was so overwhelmed with confusion that she scarcely knew what she did, had determined to remain perfectly quiet; but fearing that by so doing she might seem to countenance Sir Mulberry’s boast, which had been uttered with great coarseness and vulgarity of manner, raised her eyes, and looked him in the face. There was something so odious, so insolent, so repulsive in the look which met her, that, without the power to stammer forth a syllable, she rose and hurried from the room. She restrained her tears by a great effort until she was alone upstairs, and then gave them vent.”
Een verschrikkelijke ervaring voor Kate, dus. Later weet Sir Mulberry haar nogmaals lastig te vallen en dringt zich zelfs aan haar op. Haar oom kan net op tijd beletten dat het niet nog erger wordt.
Het diner van Ralph Nickleby is hier in niets wat het zou moeten zijn: Het is een façade voor een fatsoenlijk leven, een dekmantel voor mensen met een dubbele agenda. Het gaat de verdorven gasten helemaal niet om het gezamenlijke etensmaal, en dat komt ook dan ook nauwelijks ter sprake. Bij Dickens is dat vaak al een signaal, dat één of meerdere karakters niet deugen. Wat er bij Ralph op het menu staat, is Kate Nickleby. En dat is een kwalijke zaak.
Een pudding met liefde in Martin Chuzzlewit
De roman heet dan misschien wel The Life and Adventures of Martin Chuzzlewit, maar het meest centrale karakter is de lieve, extreem zachtaardige Tom Pinch. Door andere, geniepige karakters laat hij zich vaak de kaas van het brood eten.
Tom heeft een al net zo lieve zus, die tot voor kort als gouvernante heeft gewerkt. Maar nu gaan broer en zus samen een huishouden voeren. Iets wat Ruth helemaal niet zo goed geleerd heeft. Op een gegeven moment wordt het diner van die dag gepland. Ruth vraagt aan Tom, wat hij het liefste zou eten. Zijn enthousiaste antwoord is:
“In the whole catalogue of cookery, there is nothing I should like so much as a beef-steak pudding!”
Hoewel Ruth dat nog nooit gemaakt heeft, gaat ze toch enthousiast aan de slag:
“First, she tripped downstairs into the kitchen for the flour, then for the pie-board, then for the eggs, then for the butter, then for a jug of water, then for the rolling-pin, then for a pudding-basin, then for the pepper, then for the salt; making a separate journey for everything, and laughing every time she started off afresh. When all the materials were collected she was horrified to find she had no apron on, and so ran upstairs by way of variety, to fetch it. She didn’t put it on upstairs, but came dancing down with it in her hand; and being one of those little women to whom an apron is a most becoming little vanity, it took an immense time to arrange; having to be carefully smoothed down beneath—Oh, heaven, what a wicked little stomacher!—and to be gathered up into little plaits by the strings before it could be tied, and to be tapped, rebuked, and wheedled, at the pockets, before it would set right, which at last it did, and when it did—but never mind; this is a sober chronicle. […]
Such a busy little woman as she was! So full of self-importance and trying so hard not to smile, or seem uncertain about anything! It was a perfect treat to Tom to see her with her brows knit, and her rosy lips pursed up, kneading away at the crust, rolling it out, cutting it up into strips, lining the basin with it, shaving it off fine round the rim, chopping up the steak into small pieces, raining down pepper and salt upon them, packing them into the basin, pouring in cold water for gravy, and never venturing to steal a look in his direction, lest her gravity should be disturbed; until, at last, the basin being quite full and only wanting the top crust, she clapped her hands all covered with paste and flour, at Tom, and burst out heartily into such a charming little laugh of triumph, that the pudding need have had no other seasoning to commend it to the taste of any reasonable man on earth.”
Het is dus een beetje een rommeltje in de keuken, en bovendien maakt Ruth het recept niet helemaal met de juiste ingrediënten. Maar dat is niet erg: Haar vlijtigheid in de keuken laat wel zien, dat zij een bijzonder lieve en goede vrouw is.
Dickens had een zwak voor bescheiden jongedames die zich goedmoedig aan huishoudelijke taken wijden. Zij zijn voor hem het toonbeeld van perfecte huiselijkheid. Ruth’s scène in de keuken is voor de lezer het signaal dat iedere man een goede aan haar zal hebben.
En dat gebeurt dan ook: Plotseling dient John Westlock zich aan, een goede vriend van Tom. Hij blijft spontaan eten, en de pudding is op een grappige manier onderwerp van gesprek. Dit versoepelt de kennismaking tussen John en Ruth. Hij is meteen gecharmeerd van haar opgeruimde karakter en huiselijke talenten. Dit levert uiteindelijk een huwelijksaanzoek op; en ze leefden ze nog lang en gelukkig.
Trouwens, die beef steak pudding is in het echt ook heel smakelijk om te eten. Kookboekenschrijfster Eliza Acton genoot blijkbaar zozeer van Ruth’s personage, dat ze voor haar een recept in haar beroemde kookboek Modern Cookery in all its Branches (1845) creëerde. Precies met de ‘verkeerde’ ingrediënten, maar wel erg lekker. Deze ‘Ruth Pinch’s Beef Steak Pudding’ staat uiteraard in mijn kookboek Aan tafel met Charles Dickens. Ik nodig jullie van harte uit om het ook eens te proberen!
Ik ga maar weer eens thee zetten. Lekker met een stukje karwijzaadcake uit David Copperfield!
P.S. Speciale verrassing! Morgen publiceer ik in samenwerking met het Diamant Theater Den Haag een kookvlog om de sterfdag van Charles Dickens te gedenken!
Hallo Josephine, leuk jouw extra uitleg over eten en Dickens etc.
Ik heb ook naar je video gekeken en vond het heel duidelijk en interessant (al was je volgens mij heel zenuwachtig:)
Ik moest meteen denken aan de zogeheten ‘dripping’ die o.a. vaak door de arme met brood gegeten werd zodat ze toch nog een beetje ‘vleessmaak’ hadden.
De pastei zag er lekker uit. Als je niet wilt dat de bodem zompig wordt kun je i.p.v. paneermeel ook een laagje eiwit op de bodem strijken, dit zorgt voor een coating, ook bij fruittaarten heel handig.
Ik denk dat ik jouw pastei binnenkort ook eens probeer, wat mij meestal tegenhoudt is dat het vlees er rauw ingestopt wordt, dus wordt het vaak maar weer de standaard hartige taart.
In ieder geval bedankt voor het recept en de leuke info!
Ontzettend graag gedaan, en leuk dat je mijn filmpje bekeken hebt!
Ik zal het onthouden van het laagje eiwit, dat komt vast eens van pas. Zelf vind ik de paneermeel ook wel een heel makkelijk foefje, lekker snel bij de hand.
Als je het rauwe vlees een probleem vindt en bang bent dat het niet goed gaar wordt, kun je voor de zekerheid een vleesthermometer kopen. Voor deze pastei met kip en varkensvlees moet de kern minimaal een temperatuur van 72 graden hebben. Succes!