In het kader van onze Londen-reis brachten Mr. W en ik een bezoek aan het British Museum. Je struikelt er bijna over de Griekse vazen. Waar andere musea met veel trots één exemplaar kunnen laten zien, kunnen ze er hier in principe gerust eentje kapot laten vallen – ze hebben er vast nog paar reserve staan. Met zoveel moois is het British Museum dan ook een bijzondere plek. Vandaag verteld Mr. W uitgebreid over zijn favoriete plek op aarde.
Musea zijn geweldig! Dat vind ik tenminste. Er zijn maar weinig momenten die zoveel indruk op mij hebben gemaakt, dan wanneer ik me omringd voelde door onze geschiedenis; Door de schitterende verhalen van mensen van honderden, soms wel duizenden jaren geleden. Soms zijn het oogverblindende schatten, soms juist kleine, toevallig bewaard gebleven gebruiksvoorwerpen met een raadselachtige oorsprong. Maar altijd maakt het me zo gelukkig om even verbonden te zijn met zoveel mensenlevens, en om daarna met een nieuw perspectief op mijn eigen plaats in de tijd weer naar buiten te stappen, onze wereld in.
En nergens is dit gelukkige gevoel voor mij sterker dan in het British Museum, in het hart van de boeiendste stad ter wereld, Londen.
Zoals jullie al konden lezen maakten Josephine en ik afgelopen maand een schitterende reis door de Britse hoofdstad, waar nog zoveel van de Victoriaanse tijd doorschijnt in het moderne straatbeeld. De perfecte reis voor twee neo-victorianen! En bovenaan mijn wensenlijst stond zonder twijfel het plan om het British Museum nog eens te bezoeken.Oog in oog met de mensheid
Nog eens? Ja, dat klopt. Dit werd maar liefst mijn vijfde bezoek aan het museum. Zolang ik me kan herinneren las ik alles wat los en vast zat over verdwenen beschavingen, over het oude Egypte, de Grieken, de Romeinen, de Kelten en Germanen, maar ook over de stammen van Noord-Amerika, de Maya’s, Azteken en Inca’s.
En toen ik als tiener voor het eerst in Londen het beroemde museum aandeed, wist ik niet wat me overkwam. Het staat allemaal hier. In het echt! Dit was voor mij de beste plek ter wereld.
Het eerste wat de nietsvermoedende bezoeker van Great Russell Street zal overvallen is het enorm statige gebouw. Met zijn plechtige trappen, hoge grauwgrijze pilaren en indrukwekkende reliëfs lijkt het tussen alle Georgian huizen in de wijk Bloomsbury wel op een uitvergrote versie van een Romeinse tempel. “Maar dan beter”, zouden Victorianen waarschijnlijk zelf opmerken.
Eenmaal binnen kom je via een donkere entree uit op een ruim en licht plein, The Great Court, overdekt door een hoge koepel van glas en staal. In het midden ervan staat tot aan het hoge plafond een grote ronde toren, waarin zich de grote studiezaal bevindt. Als je van antieke bibliotheken houdt zou je hier zeker eens een kijkje moeten nemen.
Over het plein dwalen bezoekers van over heel de wereld in de richting van de verschillende zalen. En wanneer je ook komt, het is altijd het allerdrukst rond de wereldberoemde Steen van Rosetta. Deze steen betekende in de 19e eeuw de doorbraak in het ontcijferen van de dode taal van de oude Egyptenaren, die toen al zo’n 1500 jaar door geen levende ziel meer kon worden gelezen.
Tot deze granieten steen dus werd gevonden. Erop staat een tekst die in opdracht van één van de laatste farao’s is opgesteld, om zijn onderdanen op de hoogte te brengen van zijn wetten. Omdat de mensen van Egypte in die tijd door veroveringen drie heel verschillende talen lazen, staat op deze steen dezelfde tekst in alle drie de talen, zodat iedere Egyptenaar het kon lezen. Dit bleek de sleutel!
Door deze gelukkige vondst kon de Franse wetenschapper Jean-François Champollion meer dan twee millennia later, in 1824, de mysterieuze tekens op de steen ontcijferen. Hij kon namelijk wél Grieks! Hierdoor kon men eindelijk beginnen met het vertalen van de honderden andere teksten die zijn overgeleverd in het Oud-Egyptisch, en kunnen we de verhalen van dit verdwenen volk eindelijk in hun eigen woorden lezen. Een ontzettend waardevol voorwerp dus!
Maar er is zoveel meer. Is er ergens anders ter wereld een plek waar je zelf tussen de metershoge standbeelden van gevleugelde stieren kunt doorlopen? Lezen over de hangende tuinen van Babylon is één ding, maar om oog in oog te staan met een bewaard stuk van de prachtige felblauwe, met leeuwenfiguren versierde tegelmuur, die ooit de paleismuur van één van de eerste steden ter wereld omcirkelde, is echt een heel bijzonder voorrecht.
Neem ook eens een kijkje bij de collectie Assyrische bas-reliëfs: De scènes van de koninklijke jacht zijn zo ongelofelijk oud, en tegelijkertijd zo levensecht dat je bijna het opvliegende stof kan ruiken, de ratelende strijdwagens, roepende dienaren, de brullende leeuwen en de fluitende pijlen kunt horen! Nou ja, dat heb ik misschien. Maar ga alsjeblieft eens zelf kijken!
Het grote geheim van het British Museum
Natuurlijk is het British Museum een bijzonder inspirerende en leerzame plek. Maar wat mij bij elk bezoek steeds duidelijker wordt, is het ware mysterie, wat zich achter al die bijzondere vondsten verborgen houdt.
Het trof mij de eerste keer, toen ik in één van de Griekse zalen niet alleen beelden, vazen en sieraden tegenkwam, maar plotseling ook een compleet Grieks monument zag staan, dat één kant van de zaal tot aan het plafond vulde. Ik heb er een tijdje verbaasd omheen staan draaien. Hoe kon dit hier zijn?
Een paar bezoeken later bestudeerde ik in een andere zaal de tekst naast een 19e-eeuwse gravure van een antiek mausoleum (een grafgebouwtje), dat ergens in een verwilderd landschap staat in wat nu Zuidwest-Turkije is. Het leek mij geweldig om daarheen af te reizen voor dit grafmonument, om het een keer in het echt te mogen zien!
Maar toen ik daarna in het museum de hoek omliep, bleken mijn verre reisplannen helemaal niet meer nodig… Het gebouw stond daar! Midden in de zaal; zo’n vijf meter hoog. En het stond dáár. Volgens mij heb ik ter plekke hardop staan lachen. Een victoriaanse gentleman had blijkbaar het idee opgevat om het mausoleum van zijn plek te hakken (ongetwijfeld met hulp van lokale arbeidskrachten), en om het per boot naar zijn eigen Engeland te verschepen. Het mocht wat kosten…
Als een soort dierentuinbeest is het hele gebouw uit z’n natuurlijke omgeving geplukt, en ter lering en vermaak van het beschaafde Britse volk naar Londen naartoe gebracht. En dan dringt de waarheid van het British Museum pas echt tot je door: Dat geldt voor alles hier.
Want het lijkt misschien een gewoon museum zoals veel andere musea, maar het is eigenlijk gewoon een uitpuilende schatkamer. Want waar je in The National Gallery, het Guggenheim, of ons eigen Rijksmuseum vooral onze eigen schatten van onze eigen kunstenaars zal vinden, is het British Museum gevuld met de meesterwerken van andere beschavingen, van meesters die zelf allang niet meer hun mening kunnen geven over het gebruik ervan.
En daar is niet iedereen het over eens. Sterker nog, het museum heeft eindeloos gesteggeld met collega-musea in het moderne Athene en Caïro, over een aantal van hun belangrijkste stukken. Leuk dat de Londenaren pronken met de marmerverzameling van hun eigen 19-eeuwse Lord Elgin; Maar waar hoort die verzameling nu echt thuis, wanneer diezelfde beeldenrij in 1806 in opdracht van Elgin met harde hand uit de dakrand van het Atheense Parthenon is gebeiteld? Laat ik maar vast verklappen; daar bestaat nog geen definitief antwoord op.
Schatkamer van de Victorianen
Deze wonderlijke situatie achter de mooiste tentoonstelling ter wereld is de directe erfenis van de Victorianen. Zoals Josephine eerder al vertelde waren de Victorianen dol op het verzamelen, in kaart brengen en catalogiseren van alles wat exotisch, zeldzaam, en dus kostbaar was.
Ze zagen het als hun taak en plicht om de wereld niet alleen voor zichzelf te ontdekken, maar ook om die wereld inzichtelijk en aanschouwelijk te maken voor de mensen thuis. De gedachte is: Zo’n prachtig gebouw in de dorre, hete wildernis; Daar heeft niemand wat aan! Zulke pronkstukken die getuigen van oude beschavingen horen thuis in de beschaafde wereld. Ahum, bij óns, dus… En wat wij 21ste-eeuwers daar ook van vinden, dat was voor hen echt volkomen helder en vanzelfsprekend.
Het British Museum bestaat dus als een expressie van Britse macht en het eenzijdige voorrecht van een keizerlijke hoofdstad. Dit is een statement van een maatschappij die zichzelf graag zag als een nieuw en beter Rome, aangewezen door God en de Voorzienigheid om zich op te werpen als voogd van de wereld, als curator van haar verleden, en als opvoeder van de mens.
Het lijkt dus voor moderne ogen alsof er een hoop vondsten uit het buitenland verzameld zijn; Maar het punt is dat de Engelse elite van de 19e eeuw het niet zo nauw nam met internationale grenzen. Dat geld zeker ook op het gebied van wereldgeschiedenis. Men zag het Britse rijk als de enige rechtmatige erfgenaam van beschaving – in al haar vormen. Tegenwoordig zijn we als het goed is gewend om te praten over verschillende beschavingen, op verschillende plekken ter wereld, die allemaal anders, uniek en toch evenveel waard zijn.
‘Victoriaanse’ beschaving
Daar dacht de Europese elite van de 19e eeuw toch net even anders over. Beschaving was iets waar je meer of minder van kon hebben. Het was het gevoel voor goede normen, waarden en zeden, rechtvaardig bestuur, juiste smaak, een liefde voor zuivere kunst en goede literatuur. Beschaving kwam tot uiting in het goede van de mens, maar was deels een ongrijpbaar ideaal. Over wat correcte beschaving wel of niet was kon je eindeloos discussiëren, maar dat er zoiets bestond; daar viel dus niet bepaald over te twisten.
Volgens de heersende victoriaanse opvattingen was die beschaving ooit ontstaan in de eerste steden van het tweestromengebied in het Midden-Oosten, vanwaar het zich verspreidde naar de omringende landen rond het Middellands Zeegebied. Terwijl de beschaving telkens weer ergens uitdoofde, kwam het steeds ergens anders weer op. Als een soort doorgegeven Olympisch vuur, eigenlijk – en iets wat je niet zomaar mag laten vallen!
Zo geloofde men vast dat de moderne westerse beschaving de erfenis van het oude Griekenland en Rome was, samen met het Christendom bijgebracht aan hun eigen wilde voorouders in het Keltische en Germaanse noorden. Dat die beschaving in hun eigen tijd een permanent tehuis had gevonden in het moderne West-Europa, en dan vooral in Engeland, was voor de Britten een troostende gedachte. Een gedachte waar pas aan het einde van de Victoriaanse tijd langzaam door radicale schrijvers vraagtekens bij werden gesteld.
Een uit de hand gelopen hobby…
Maar nu nog even een stapje terug: Hoe begin je aan zo’n grote verzameling? Eigenlijk zoals alle verzamelingen: Met één gepassioneerde liefhebber, en een heleboel tijd.
Het British Museum werd al in 1759 opgericht, ten uitvoering van de laatste wilsbeschikking van Sir Hans Sloane, arts aan het hof van George I en II, bekwaam natuurwetenschapper, en verwoed kunst- en boekenverzamelaar. Hij verzamelde werkelijk alles wat van culturele en wetenschappelijke betekenis was; zelfs de volledige verzamelingen van andere verzamelaars. En zo was al tijdens zijn leven zijn hele collectie uitgegroeid tot legendarische proporties.
Gelukkig voor ons vond Sloane dat zijn bijzondere collectie na zijn dood niet moest worden opgedeeld onder zoveel erfgenamen en opkopers, maar dat het rechtens toekwam aan het volk. Daarom liet hij vóór zijn overlijden in 1753 bij testament zijn volledige verzameling na aan de Britse kroon. In het gebouw wat daarvoor in zijn eigen wijk Bloomsbury werd ingericht werden ook een aantal andere collecties en voormalige privébibliotheken ondergebracht. Zo opende het British Museum in 1759 zijn deuren voor het grote publiek, met een breed scala aan curiositeiten, waaronder Sloane’s omvangrijke verzameling antieke beelden.
De verdere geschiedenis van het museum zegt eigenlijk alles over het Britse succesverhaal in de 19e eeuw. Door meerdere schenkingen van de Engelse adel en wetenschappers bleef het aantal objecten groeien. Met de reizen van Kapitein James Cook in de Stille Zuidzee kwam er een groot aantal exotische objecten in het museum, waardoor de publieke interesse sterk toenam. Veel Britse ambassadeurs werkzaam in landen rond de Middellandse Zee lieten ‘hun mooie spulletjes’ naar het thuisland overkomen, waar ze uiteindelijk in het museum belandden.
De Britse overwinning op Napoleon in Egypte in 1801 was pas echt het startschot voor de grootschalige aankoop van antieke kunstschatten. Beelden, aardewerk, sfinxen, sarcofagen, mummies, papyrusrollen, obelisken; men kon er geen genoeg van krijgen, en de grote instroom van Egyptische kunst vergrootte de intresse in dit voorheen bijna onbekende volk, zodat zelfs de Europese mode erdoor beïnvloed raakte. En de originele stukken belandden, uiteraard, allemaal in Londen.
Al rond 1802 was het museum door alle aankopen en verwervingen zo gegroeid, dat het oude gebouw uit zijn voegen barstte. Om toch een tehuis te bieden aan zoveel waardevol erfgoed werd in dat jaar een comité opgericht om plannen te maken voor het uitbreiden en vernieuwen van het museum. In 1823 werd onder leiding van architect Robert Smirke begonnen aan de omrijkste bouwplaats ooit. Met de statige neoklassieke zuilenpartij aan de entree kreeg het British Museum zijn huidige aanzicht in 1852.
En zoals de Grote Wereldtentoonstelling in het Crystal Palace een jaar eerder de toekomst van de wereld triomfantelijk naar Groot-Brittannië haalde, zo staat het British Museum eigenlijk net zozeer symbool voor hoe de victoriaanse Britten zelfverzekerd de wereldgeschiedenis voor zichzelf opeisten. En met succes. De groei van de museumcollectie is altijd gelijkgelopen met het almaar uitdijen van het Britse rijk over nieuwe gebieden over de hele wereld. Zoals het rijk van Victoria de Engelse cultuur naar alle streken van de wereld bracht, zo kwam in het museum de geschiedenis van al die verre streken samen in Londen.
Maar aan alles komt een einde. Zoals het geweld van de beide wereldoorlogen vorige eeuw een einde maakte aan Britse overheersing, zo stabiliseerde de wildgroei van de collectie eindelijk in de jaren 1950. Ook de achterliggende houding werd moderner: Men ging voortaan steeds voorzichtiger om met het cultureel werelderfgoed.
Sindsdien zet het museum zich in voor conservering, en is het een centrum geworden voor objectief historisch onderzoek naar de ware verhalen en complexe culturen achter de fraaie museumstukken. Zo probeert het museum op een zinvolle manier bij te dragen aan het collectieve begrip van het verleden van ons allemaal, en doet een poging om deze kennis zo zuiver mogelijk te delen met de ongeveer zes miljoen bezoekers die het British Museum ieder jaar aandoen.
The glory, jest and riddle of the world!
Zo kijk ik toch steeds met andere ogen naar mijn lievelingsmuseum. Is het een sprookjesachtige plek, waar het mooiste wat wij als mensheid ooit gemaakt hebben, voor altijd bewaard mag blijven? Of staat het museum voor de stoffelijke resten van victoriaanse arrogantie? Is het museum, met zijn voorwerpen uit verdwenen wereldrijken, nu zélf een monument van een eveneens verdwenen wereldrijk?
Ik geloof zelf dat beide perspectieven even waar zijn; en dat maakt de mens nou zo boeiend. Met de beste bedoelingen kunnen we heel veel vernietigen, en waar we heel veel vernietigen ontstaan misschien later weer nieuwe kansen tot inzicht, kennis, en respect. En dat dat allemaal zo onverbiddelijk met elkaar in verband staat in één gebouw, dat is misschien wel de reden waarom ik zo verknocht ben aan het British Museum. Waar het voor mij ook deze keer weer voelde als “het centrum van de wereld”, vatte Josephine het zoals gewoonlijk weer eens kernachtig samen: “Ik vind het vooral een knap staaltje “kijk ons eens!” Tsja, daar kan ik natuurlijk niet tegenop.
Het British Museum is in ieder geval een plek die iedereen die zich interesseert in de verhalen van de mens tenminste één keer gezien moet hebben. En al ben ik er nu vijf keer geweest; wat ik gezien heb is nog echt niet alles. Zodra ik weg ben, denk ik alweer aan de volgende keer…
Hmm, een kopje thee, hoor ik je zeggen? Lijkt me een uitstekend idee!
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
British Museum, op Wikipedia.org.
Cornell University Library, Library Catalog.
-John Ryle, Britannia descending a staircase: Exploring a lost world of imperial myth-making at the British Foreign Office.
Dank je wel voor dit leuke en uitgebreide blog! Ik vind het British Museum echt fantastisch, de eerste keer dat ik er heen ging (toen was ik 14) was ook om speciaal de steen van Rosetta te zien. Maar het is ook heel goed om stil te staan bij hoe dit museum is ontstaan. Als ik weer in Londen ben ga ik zeker nog weer eens terug en zal dan dit blog ook in mijn achterhoofd houden.
Dank je wel, Anne. Fijn dat je mijn nogal uitgebreide artikel zo kunt waarderen; Mijn geschiedenisdocenten waren voorheen niet altijd onverdeeld enthousiast. 😉
Ik ben blij om te horen dat je mijn overdenkingen mee op reis wilt nemen. Laat me alsjeblieft weten wat je er dit keer van vindt!
Wat een enorm indrukwekkend museum lijkt dit me! Bizar inderdaad dat er gewoon hele gebouwen naar het museum zijn gehaald om die hier tentoon te stellen. Ik kan me wel voorstellen dat het museum daardoor al snel te vol was om meer aan te kunnen 😉 Een heel interessant artikel om te lezen en het heeft mij ook meteen een andere kijk op dit museum, dat tegelijkertijd natuurlijk ook een enorme toeristische trekpleister is, gegeven. Hopelijk kun je er snel nog een zesde keer naartoe gaan!
Bedankt, Romy! Ik kan je een bezoek alleen maar aanraden, want de ervaring is moeilijk in woorden te vangen (al heb ik er hierboven uiteraard al een heel aantal gebruikt 😉 )
Zoals het er nu naar uitziet, geloof ik dat we volgend jaar weer gaan!