Toen ik nog op de basisschool zat, was ik elke week een paar uur in de wijkbibliotheek te vinden. Ik weet zeker dat ik voor mijn 12e alle boeken daar heb uitgelezen. Favoriet waren voor mij boeken die zich ‘vroeger’ afspeelden; dus my inner victorian zat er blijkbaar al vroeg in. Twee boeken kan ik mij nog extra goed herinneren: Dik Trom en Afke’s Tiental. Ik besloot ze te herlezen, en eens met volwassen ogen te ontdekken wat deze boeken ons vertellen over het gewone leven in de 19e eeuw.
Veel mensen hebben in hun jeugd Dik Trom en/of Afkes Tiental gelezen. Jullie misschien ook wel, en dan is dit blog misschien wel een feest van herkenning. Uit het leven van Dik Trom van C.J. Kieviet kwam uit in 1891 en Afke’s Tiental door Nynke van Hichtum in 1903. Beide verhalen spelen zich af in kleine dorpen in laat-19e-eeuws Nederland. Voor wie ze niet kent, even een korte introductie:
Uit het leven van Dik Trom
Uit het leven van Dik Trom vertelt de belevenissen van Dik, die opgroeit in het nog kleine Hoofddorp. Dik groeit als enig kind op in een redelijk welvarend arbeidersgezin. Al vanaf zijn geboorte haalt hij streken met anderen uit, wat hem in de ogen van mensen als de juffrouw en de veldwachter tot een lastige jongen maakt. Dik houdt ervan om mensen voor de gek te houden en om lekkere appels en perziken te stelen uit andermans tuin. Toch heeft hij een goed hart en helpt mensen in het dorp als dat nodig is.
Een goedhartige jongen die kattenkwaad uithaalt: Dit klinkt voor de moderne lezer misschien niet zo origineel in de oren. Toch was het dit wel. Het verhaal is het eerste kinderboek in zijn soort. Uitgevers waren zelfs bang dat het boekje niet opvoedkundig verantwoord was. Gelukkig zag één uitgever de lol er wel van in, zodat het een ruime eeuw later nog gelezen zou worden.
Afke’s Tiental
Afkes Tiental speelt zich af in een klein dorpje op het armoedige Friese platteland. Afke en Marten hebben maar liefst tien kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar en kunnen deze nauwelijks onderhouden. Het verhaal draait vooral om de belevenissen van de middelste kinderen: Jouke (12), Klaas (10), Jetse (8), Boukje (6) en Sietske (4), die opgroeien in een liefdevol gezin en extreme armoede.
Ondanks alle tegenslagen zijn de kinderen blije opgewekte wezentjes, die ook leuke avonturen meemaken. Ze zijn zelfs zo content in hun situatie, dat de schrijfster dit waarschijnlijk voor het verhaal (en de moraal) heeft aangedikt. Je kunt het wel de ‘romantiek van de extreme armoede’ noemen. Dit kennen we natuurlijk ook uit de populaire roman Oliver Twist. De vrolijke avonturen, het knusse gezin en de ontberingen bleken in ieder geval de perfecte mix voor een goedverkopend kinderboek.
Oog voor de wereld van het kind
Dik Trom en Afke’s Tiental zijn echt boeken uit hun tijd. Een tijd waarin het kinderboek meer aandacht kreeg, omdat men het belangrijk vond dat kinderen veel konden lezen. Tegelijkertijd was het een mooie kans om een moralistische boodschap over te brengen.
Daarnaast had men in de late 19e eeuw voor het eerst in de literatuurgeschiedenis oog gekregen voor de wereld van het kind. Hoewel de moraal nog steeds voorop stond, zakten schrijvers in deze periode voor het eerst als het ware door de knieën om te zien wat kinderen bezighield. School, snoeperijen en vriendjes, maar bijvoorbeeld ook problemen in het dorp of zieke ouders. Dat de schrijvers van Dik Trom en Afke’s Tiental er goed in geslaagd zijn om toegankelijke avonturen op te schrijven, bewijst wel het feit dat deze boeken nog steeds gelezen worden.
Nu is het wel zo, dat men naast het kinderleven ook een hang naar romantiek had. De veilige en idyllische weergave van de dorpjes en de contacten met elkaar zullen niet altijd met de werkelijkheid overeen hebben gestemd. Toch kunnen we vooral uit de nonchalante opmerkingen en verhaalelementen goed opmaken, wat er gewoon werd gevonden in het plattelandse Nederland van ca. 1890. Wat viel mij zoal op bij het herlezen van beide kinderboeken?
Dingen die gewoon waren in de 19e eeuw
Echte jongens tonen hun emoties niet. Geen blije en geen verdrietige. Dit zie je vooral terug in de rustige houding van Dik Trom, en de manier waarop de jongens in het gezin van Afke zich inhouden. Wanneer er iemand extra eten komt brengen, proberen zij hun blijdschap te verbergen. En hoewel ze nieuwsgierig zijn naar hun pasgeboren broertje, doen ze net alsof ze onverschillig zijn. Dit is iets wat mij vroeger tijdens het lezen niet is opgevallen, maar wat nu best wel vreemd op mij overkomt.
Meisjes zijn een stuk minder in beeld dan jongens. Wanneer het in deze verhalen wel over hen gaat, zijn ze vooral teruggetrokken, zorgzaam en lief. Over het algemeen beleven zij alleen spannende avonturen in het bijzijn van hun broers. Kortom: Meisjes dienden zich een beetje op de achtergrond te houden.
Kinderen krijgen al op jonge leeftijd verantwoordelijkheden. Terwijl Dik iets meer tijd heeft om te spelen omdat zijn ouders het breder hebben, moeten alle kinderen in Afke’s gezin bijspringen. De oudste kinderen van 18, 16 en 14 werken al fulltime buitenshuis en slapen zelfs soms niet eens meer thuis. Klaas van 10 gaat al drie jaar lang na schooltijd langs de straten om petroleum te verkopen. En zelfs de zusjes Boukje (6) en Sietske (4) hebben een verantwoordelijkheid: Zij moeten elke dag twaalf pennen breien en op hun kleine broertjes passen. Natuurlijk is dit een voorbeeld van extreme armoede, maar toch zal het in de 19e eeuw geen geheel ongeloofwaardige situatie zijn geweest op het platteland.
Als er een nieuw broertje of zusje komt, is moeder altijd ziek. Over zwangerschap zul je in deze boekjes nooit iets horen. In beide verhalen ligt moeder ziek op bed en is er – hee, toevallig! – net een kindje geboren. Zelfs voor de oudere kinderen in Afke’s Tiental is dit een verrassing. Het doet me denken aan het verhaal van mijn oma, die zelfs als zestienjarige niet doorhad dat haar moeder in verwachting was (tot ze plotseling een broertje had). Nu was mijn overgrootmoeder een stevige vrouw, maar toch… Ik vind dit en het vorige punt echt een groot contrast met onze tijd: Seksuele voorlichting begint nu al in de kleuterklas, en tegelijkertijd er zijn 18-jarigen die nooit een baantje hebben gehad. Ik bedoel dit niet als kritiek, maar om aan te geven dat de tijden toch wel erg veranderd zijn.
Ziekte, dood en armoe liggen altijd op de loer. De armoedige toestand van de zwakke Afke en haar tien kinderen is wel duidelijk. Maar zelfs voor een welvarende gezin als dat van Dik Trom ligt rampspoed op de loer. Zo sterft zijn moeder bijna aan longontsteking en kan zijn vader na een ongeluk op zijn werk niet meer de kost verdienen. Hoewel er aan het einde van de 19e eeuw wel enige sociale voorzieningen in het leven waren geroepen, kon een dosis pech je hele leven overhoop gooien. Als de meeste lezertjes van deze kinderboeken dit al niet wisten, was het was de bedoeling van de schrijvers om hen dit te vertellen.
Er is weinig verkeer op straat. Op straat kan gewoon gespeeld worden, en de enige wagens die je ziet zijn een enkele koets, een hondenkar, een kar met paard of ezel, of een draaiorgel. Kijk, dat was nog eens rustig!
Je hebt niet veel kleding. De allerarmsten hadden maar één set kleding, dat op zaterdag gewassen moest worden om zondag schoon te zijn. Enkele extra nette kledingstukken konden worden bewaard voor Kerstmis of Pasen. Ook hadden niet alle kinderen schoenen; velen liepen op klompen, en als ze wél schoenen hadden werden die vaak alleen op zondag gedragen. Overigens werd de meeste kleding zelf gemaakt, en heus niet altijd van nieuwe stof. Vaak werd er een ouder kledingstuk vermaakt voor jongere kinderen.
Kinderen slaan is geen probleem. In de boeken komen zelfs stokken en knuppels te voorschijn, en menig kind krijgt een pak rammel van de ouders, de veldwachter of een boze buurman. Blijkbaar vond men hardhandigheid richting kinderen in die tijd helemaal geen probleem. En om hun mening werd al helemaal niet gevraagd.
De wereld was veel donkerder dan tegenwoordig. Zeker in dorpen was er nauwelijks straatverlichting. Je had mazzel als je een fel verlichte maan had wanneer je ‘s nachts het huis uit moest. In de winter hadden de donkere dagen ook een effect op het dagelijks leven: Er konden minder uren in een dag gewerkt worden, zodat er ook minder geld verdiend werd. Vooral voor arme arbeiders met een schamel uurloon kon dit de honger in de wintermaanden nog eens doen verergeren.
Iets zoets eten is heel bijzonder: Fruit, bessensap, pepernoten of suikertjes. Het is niet voor niets dat Dik Trom en zijn vrienden graag appels en perziken stelen. Of dat Bouke en Sietske helemaal in de zevende hemel zijn als ze voor een dubbeltje pepernoten mogen kopen. Het spreekt voor zich dat men zich geen zorgen maakte over zoiets als ‘te veel calorieën’ of ‘suikervrij’. Mijn eigen oma kreeg op zondag van haar gereformeerde tante een hálve (door de helft gesneden? Mr. W.) boterbabbelaar. Oké, dat vond zij ook wat zuinig, maar überhaupt kan ik me zo weinig zoetigheid heel slecht voorstellen. Zou het smaakpalet van de gemiddelde Nederlander dan ook heel anders zijn geweest dan nu?
Zo, nu heb ik de boeken redelijk uitgepluisd, maar toch blijven het vooral leuke verhaaltjes om te lezen. Waar zitten ‘m dat toch in, dat nostalgische gevoel? Misschien in de overzichtelijke eenvoud van het dorpsleven, of in het contact met de natuur? Op zich lijkt me het dorpje waarin Dick Trom woont, heerlijk rustig en knus om te leven.
Aan de andere kant… Zou ik zit te wachten op deze sociale controle? En wat als je in deze overzichtelijke wereld nu eens ánders was: creatief getalenteerd, hoog intelligent, gehandicapt of homoseksueel – dan had je niet in deze veilige wereld gepast. Toch zou het me leuk lijken om eens in dit verleden ‘op vakantie’ te gaan. En daarna weer veilig terug naar mijn goed geïsoleerde appartement met gevulde koelkast, dat dan weer wel.
Heb je ook zin om lekker een middagje Dik Trom of Afke’s Tiental te lezen? Onder dit blog vind je de links waar je ze gratis online kunt lezen of downloaden. Het auteursrecht op deze boeken is inmiddels verstreken.
Ik ga maar weer eens thee zetten. Rooibos met honing vandaag.
Voor het schrijven van dit blog heb ik de volgende bronnen gebruikt:
C.J. Kieviet: Uit het leven van Dik Trom. Geïllustreerd door J. Braakensiek. Via Gutenberg.org.
N. van Hichtum: Afke’s Tiental (een schets uit het Friesche arbeidersleven). Met illustraties van C. Jetses. Druk uit 1931. Via DBNL.nl.
H. van Gelder: ‘C. Johan Kieviet. Want hij had een gevoelig hart’ (1980).
T. Duijx en J. Linders: De Goede Kameraad. Honderd jaar kinderboeken (1991).
Afke’s Tiental was een van mijn lievelingsboeken vroeger. Interessant om dit artikel te lezen en de achtergrond ervan. Ik ga dit boek zeker nog een keer herlezen.
Ik heb Afke’s Tiental als kind ook vaak gelezen. Leuk dat jij het ook kent! Ik had verwacht dat Dik Trom wel de bekendere van de twee zou zijn. Veel plezier met herlezen!
Mijn opa woonde bij ons in en die had alle tijd om ons voor te lezen en dat deed hij zo levensecht dat wij helemaal opgingen in de verhalen van Dik Trom en Afke,s Tiental.Voor mijn kinderen was het altijd Jip en Janneke .Ik heb alleen nog een oud sprookjesboek bewaard en dat doe ik ook echt niet weg.Heel leuk dit blog te lezen dank je wel
Dat klinkt leuk zeg, om zo voorgelezen te worden door je opa! Inderdaad lazen wij thuis ook Jip en Janneke, maar sommige oudere kinderboeken blijven leuk! Niet allemaal; Wipneus en Pim vind ik bijvoorbeeld best gedateerd.